Wat betreft het diagnostisch meten kent de klinimetrie een set van termen waarin de waarden van een test wordt weergegeven. Veelal worden de termen sensitiviteit en specificiteit als maatgevend gezien. Wel vreemd, want voor de dagelijkse praktijk kennen deze waarden weinig praktisch belang.
Sensitiviteit en specificiteit geven een verdeling weer van de terecht positieve en de terecht negatieve diagnostische uitslagen in de onderzochte groep. Praktisch gezien heeft de fysiotherapeut niets aan deze verdeling. Veel praktischer is het om te weten hoe groot de kans is dat bij een positieve test de patiënt ook daadwerkelijk de aandoening heeft. Dit wordt de positief voorspelbare waarde genoemd. De tegenpool is de negatief voorspelbare waarde, die de kans aangeeft dat bij een negatieve test het daadwerkelijk betekent dat de patiënt de aandoening niet heeft.
In tegenstelling tot wat dus veelal wordt aangenomen hebben fysiotherapeuten niets aan alleen de sensitiviteit en specificiteit waarden.
Gelukkig zien we de positief en negatief voorspelbare waarden wel opduiken in literatuur. Een mooi voorbeeld is het recent door Ogince en collegae gepubliceerde artikel in Manual Therapy. Naast de sensitiviteit en specificiteit publiceren zij een kans van rond de 90% dat er een terecht positieve of negatieve uitslag komt uit de flexie-rotatie C1-2 test voor cervicogene hoofdpijn. Dit betekent dat als meet dat als de test positief is (rotatie mobiliteit < 32 graden) de kans rond de 90% ligt dat het ook daadwerkelijk klopt. – link –
Indien we klinimetrie als middel adopteren in de fysiotherapie om onze resultaten op een juiste manier in kaart te brengen, dan moeten we ons onder andere bewust zijn van de betekenis van de specifieke terminologie. Voor mijzelf betekent dit een verdiepingsslag, de vertaalslag maken van kennis uit de klinimetrie naar de dagelijkse fysiotherapeutische praktijk.
Meer informatie – link –
2 reacties op “Sensitiviteit en specificiteit”
Plaats uw reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.
juli 17th, 2010 at 18:53
kan me hier ook in vinden. echter een nadeel van getallen als ppv en npv is dat ze erg afhankelijk zijn van de populatie die onderzocht is. het is dan erg belangrijk dat de populatie vanuit de fysiotherapiepraktijk geselecteerd is. als je geselecteerde populatie simpelweg veel ‘juist positieven’ bevat (bv. een groep personen die al bij een neuroloog op een wachtlijst staan, die zijn al voorgeselecteerd) scoor je automatisch een hoge positive predictive value. deze voorspellende waarde gaat dan niet op voor de fysiotherapeut.
groet Jeroen
juli 17th, 2010 at 18:54
Mee eens Jeroen. Eigenlijk moet de prevalentie waarde (voorafkans) van de onderzochte populatie ovreenkomen met de doelpopulatie uit de fysiotherapiepraktijk. Dan is een generalisatie van gevonden diagnostische waarden uit een onderzoek naar de dagelijkse fysiotherapie legitiem.
groet Edwin